De Vuelta a España blinkt uit in korte en spectaculaire bergritten. Steile pentes waar punchers en berggeiten zich kunnen uitleven. Deze keuze is nog maar een tiental jaar ingezet. Tot een aantal jaar terug was de Vuelta vooral urenlang malen over provinciale en nationale verbindingswegen, in hoofdzaak over de kale en saaie Spaanse hoogvlakte: de meseta. Nu zoekt de organisatie veel meer bergen op.
In die drang naar sensatie zoeken ze ook legendarische beklimmingen. Ze willen Spaanse equivalenten voor de Mont Ventoux, de Col du Tourmalet en L’Alpe d’Huez in de Tour de France en de Passo dello Stelvio, de Mortirolo en de Zoncolan in de Giro d’Italia. In sneltempo krijgen enkele bergen in Spanje mythische allures. De 10 meest legendarische beklimmingen van de Vuelta a España, doorheen de geschiedenis van de Vuelta van 1935 tot nu.
1. El Angliru (1570 m)
Vanaf La Vega begint het veredelde geitenpad. Percentages zijn aanvankelijk nog vriendelijk. Al snel beginnen de steilere passages. Borden maken het net dat tikkeltje heroïscher. De lokale toeristische dienst weet dat dit steile onding wielergekken trekt. Cueña les Cabres, Cuesta les Cabanes, Cabayos,… het is de verafgoding van een stel bochten. In 1999 werd het Monster van Asturias voor het eerst aangedaan. Sindsdien is het dé beklimming in Spanje.
Oude wielergoden, die hier met grote sier worden vereeuwigd met foto, staan zoals op L’Alpe d’Huez langs de kant van de weg. Het is de uitgelezen kans voor uitgeputte renners om een rustmomentje in te lassen. Juanjo Cobo, recent nog van zijn Vueltazege beroofd, staat nog potsierlijk langs de kant. De laatste 3.5 km zijn echt een martelgang. Zo’n 23% voor 400 meter: parkeermeters staan bij wijze van spreken om de drie meter opgesteld.
2. Lagos de Covadonga (1120 m)
De Lagos de Covadonga is meer dan een legendarische beklimming in de Vuelta a España. Het is een berg die schoonheid, geschiedenis en een stevig profiel met elkaar combineert. Net voor de voet van klim reed Miguel Indurain zijn laatste meters als prof. In 1996 zette de vijfvoudige Tourwinnaar voet aan grond in Cangas de Onís, vlakbij de Meren van Covadonga. De forse klim naar het Lago de Eñol bezoemde hem zoveel angst in dat hij bij Hotel El Capitán afzwaaide.
Ook de Asturische koning Pelayo hield voet bij stuk. In de 8e eeuw kon hij als enige standhouden tegen de Moorse invallen. Vanuit het bergachtige gebied wist hij met zijn troepen weerstand te bieden aan de moslims, die in ijltempo het Iberische schiereiland hadden veroverd. Nu rijden Vueltarenners hier gemiddeld om de twee jaar omhoog. De beklimming is zo’n 19 kilometer aan 5.4% gemiddeld.
3. Alto de Sierra Nevada (2520 m)
In het zuiden van Spanje vindt je in Granada de voet van de hoogste geasfalteerde weg in Europa: de Pico Veleta. Met een fiets naar een hoogte van 3370 meter kan hier. Het Vueltapeloton heeft het nog nooit aangedurft om tot deze hoogte te rijden. Meestal ligt de finish op een respectabele 2500 meter hoogte. Hier kan het logistieke circus van de Vuelta gemakkelijker opereren. Misschien is 43 kilometer bergop ook net iets teveel van het goede.
Deze berg is ook voor heel wat profs de place to be. Heel wat hotels liggen hier op hoge hoogte. In het voorjaar en het najaar is de weg van en naar de Sierra Nevada goed bereidbaar. De meeste renners slapen zo’n drie weken boven en trainen in de omgeving van Granada. Iedere trainingsrit wordt daarmee afgesloten met een slotbeklimming naar de Sierra Nevada, via onder andere de Alto de Monachil. Miguel Angel Lopez was de laatste die hier won in 2017.

4. Puerto de Navacerrada (1860 m)
In het buitenland is de Puerto de Navacerrada geen grote naam. Voor de Vuelta a España is deze beklimming zoals de Col du Tourmalet in de Tour de France of de Passo Pordoi in de Giro d’Italia. Haast ieder jaar of om de twee jaar zat deze beklimming in het parcours, soms twee of drie keer. De Puerto de Navacerrada kreeg al 43 bezoekjes. Dat is een record. Door de ligging nabij Madrid is dit dus ook niet zo uitzonderlijk.
In 2010 en 2012 lag de finish iets hoger. Via een kleine afslag kan je tot een hoogte van 2257 meter hoogte fietsen. Het veredelde geitenpad in beton is onnoemelijk steil. Passages tot 20% zijn hierbij normaal. De Puerto de Navacerrada valt mee. De laatste drie kilometer van de Bola del Mundo is 3.3 km aan 12% gemiddeld. Daarbij loopt de weg letterlijk tot de top van een berg. Bij mooi weer is het uitzicht vanaf hier dan ook fenomenaal.
5. Puerto de Guadarrama (1510 m)
Ten noorden van de Spaanse hoofdstad Madrid ligt de Sierra de Guadarrama. Zo’n vijftig kilometer naar het noorden beklimmen Madrileense wielertoeristen en -profs graag in deze omgeving. Meer dan veertig keer reed het Vueltapeloton hier naarboven. Dus ook voor de Vuelta-organisatie is deze bergketen populair. Ook de Puerto de los Cotos kreeg 18 passages en de Puerto de la Morcuera 24.
De Puerto de Guadarrama is ook gekend als de Alto del León. Qua geschiedenis is deze pas belangrijk voor de Spanjaarden. Tijdens de Romeinse periode was het een belangrijke verbindingsweg. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog werd hier de Slag bij Guadarrama uitgevochten. Tijdens de Vuelta kwamen onder andere Philippe Gilbert, José Maria Jiménez, Pedro Delgado en José Manuel Fuente als eerste over de top.
6. Puerto de Navalmoral (1514 m)
Tussen San Lorenzo de El Escorial en Ávila schreef Frank Vandenbroucke wielergeschiedenis. Hij was verliefd op een Italiaanse schone. Beloofde dat hij voor haar zou winnen en zo geschiedde. De ruiker bloemen waren voor het Italiaanse model Sarah Pinacci. In de straten van Ávila reed hij over de plaatselijke klinkertjes naar zijn tweede ritzege. Hij sloot zijn beste seizoen af als eindwinnaar in het puntenklassement en een tweede plaats in het bergklassement.
Ook op de Puerto de Navalmoral, de laatste beklimming voor de stad Ávila, reed Frank Vandenbroucke als eerste over de top. Het is niet de zwaarte, langste of hoogste puerto in Spanje, maar vanwege de ligging nabij de omwalde stad Ávila, wel een beklimming die regelmatig in het parcours werd opgenomen. Zeker eind jaren 80 en de jaren 90 van de vorige eeuw was de Vuelta hier een graag geziene gast. Laurent Fignon en Laurent Jalabert gingen Frank voor.
7. Puerto de Pajares (1380 m)
De Puerto de Pajares verbindt Oviedo met de hoogvlakte van León. Zowat alle weg- en spoorweginfrastructuur loopt via deze vallei. De Puerto de Pajares was al meerdere malen opgenomen in het parcours. In 1945 kwam Julián Berrendero hier als eerste boven. In 1965 werd er een klimtijdrit georganiseerd op de flanken van deze Asturische berg. De Vueltawinnaar van 1964 Raymond Poulidor won de tijdrit tussen Mieres en de Puerto de Pajares.
In 1988 en 1989 lag de finish in Brañillín, in 1997 en 2005 lag de meta in Valgrande-Pajares en in 2012 ging de Vuelta nog hoger naar Cuitu Negru. Deze geasfalteerde weg gaat naar een hoogte van 1838 is ridicuul steil. Dario Cataldo kon de rit winnen. Voor veel renners was dit iets teveel van het goede: 28% in een grote ronde. De Vuelta-organisatie is sindsdien niet meer via de Puerto de Pajares op de Santiago de Compostela-route gepasseerd.
8. Puerto de Urkiola (710 m)
Tussen 1978 en 2011 bleef de Vuelta a España uit één van de meest wielergekke regio’s van Spanje integraal weg. Voorheen was het een zekerheid dat de Vuelta de noordelijke autonome regio zou aandoen: het Baskenland. Steden als San Sebastian en Bilbao waren tot 1978 absolute vaste waarden in het parcours. Doordat er twee jaar na elkaar veiligheidsproblemen waren in het Baskenland, werd de regio meer dan dertig jaar geweerd.
De Puerto de Urkiola was ook de finishlijn van één van deze tumultueuze etappes. In de editie van 1977 won Freddy Maertens 13 etappes en nam hij de eindzege. Er braken rellen uit, waarop de politie met rubberkogels vuurde op toeschouwers en renners. Niemand geraakte gewond, maar de Vuelta verlegde de finish van de laatste rit van San Sebastian naar Miranda de Ebro. Hierdoor verwierf de Urkiola geen historisch aanzien, ook al zat de beklimming in de eerste editie van de Vuelta in 1935.
9. Puerto de Alisas (674 m)
De Puerto de Alisas en de Puerto de la Sia vormen een onafscheidelijk duo in Cantabrië. Deze twee beklimmingen zaten van bij het begin in de Spaanse rittenwedstrijd. De Puerto de Alisas werd al 34 keer beklommen. De Puerto de la Sia nog maar 15 keer. Naar Spaanse normen is dit veel. De Puerto de Alisas ligt vlakbij Santander, vandaar de vele visites.
Met zo’n 12 kilometer aan 5% is het zeker geen grote kuitenbijter. Bergkoning Emilio Rodríguez kwam hier drie maal als eerste boven. Hij won de Vuelta van 1950 en wist drie keer het bergklassement op zijn naam te schrijven. Niet alleen Emilio won de Vuelta, ook zijn broer Delio won de Vuelta van 1945. Deze rittenkaper was veel meer een sprinter dan zijn broer. In de Vuelta van 1941 sprintte Delio twaalf keer naar de zege. In totaal schreef hij 39 ritzeges op zijn naam.
10. Ordino-Arcalis (2360 m)
Zowel in de Vuelta a España als in de Tour de France is Andorra een gegeerde aankomstplaats. Het prinsdom in de Pyreneeën staat garant voor spectaculaire ritten, met mooie aankomsten bergop en heel wat hoogtemeters. Op Ordino-Arcalis kwam de Tour al drie keer aan en de Vuelta al vier keer. De nabijgelegen Col d’Ordino vormde meestal de aanloop naar het skistation, met negen visites.
De Spaanse Pyreneeën worden niet ieder jaar bezocht. Daarom heeft de Vuelta geen legendarische cols van het allure Col du Tourmalet of Col d’Aspin. Een bezoekje van de Vuelta in Frankrijk gebeurt wel. De Port de Cantó (1725 m) werd het vaakst beklommen, maar speelde nooit een doorslaggevende rol. De Port de Bonaigua (2072 m) is de hoogste col in de Pyreneeën op Spaanse bodem, maar heeft ook weinig potten gebroken.
Wil je meer lezen over cols? Kijk dan zeker naar de 10 mooiste beklimmingen van de Franse Pyreneeën (bekend en onbekend), de Cevennen, Gran Canaria, de Dolomieten, de Brabantse Wal, de provincie Antwerpen of het Waasland. Like Fietspiratie op Facebook, volg me via Instagram of abonneer je gratis op mijn YouTubekanaal.
1 Comment