De Pyreneeën vormen de grens tussen Frankrijk en Spanje. De Tour de France is hier jaarlijks te gast. Ook de Vuelta a España bezoekt de geweldige Pyreneeën om de zoveel tijd. De bergketen is zo’n 430 km lang. Tussen de Golf van Biskaje en de Middellandse Zee is de Aneto met 3404 meter hoogte de hoogste berg. De verschillen tussen de Spaanse zijde en de Franse kant zijn groot. Ik belicht de tien meest legendarische beklimmingen van deze prachtige bergketen. En ja, ze liggen alle 10 in Frankrijk! Of toch niet?
1. Col du Tourmalet (2115 m)
Octave Lapize kwam in de Tour van 1910 als eerste boven op deze legendarische klim. De latere winnaar van de Ronde van Frankrijk reed toen over een onverharde weg naar een hoogte van 2115 meter. De beklimming verliep toentertijd grotendeels te voet. De parcoursbouwer Adolphe Steines stuurde deze telegram naar de organisator Henri Desgrange: “Tourmalet. Très bonne route. Parfaitement praticable.” In werkelijkheid had hij grote moeilijkheden om de top te bereiken. De rit van Bagnères-de-Luchon naar Bayonne was 326 kilometer lang. De later etappe- en Tourwinnaar stierf in 1917 tijdens WOI.
Exact honderd jaar later beklom ik de Col du Tourmalet zelf. Vanuit Luz-Saint-Sauveur beklim je de Col du Tourmalet langs de westelijke zijde. Octave Lapize beklom de col vanuit de oostelijke kant, via Sainte-Marie-de-Campan. De westzijde is echter langer met zijn 19 kilometer en door de aanloop via de Gorge de Luz spectaculairder. In de Tour de France worden beide zijdes regelmatig opgenomen in het parcours, omzeggens ieder jaar.
2. Col d’Aspin (1489 m)
Tussen en Sainte-Marie-de-Campan en Arreau ligt een andere spraakmakende Pyreneeëncol. De beklimming is minder hoog dan de Col du Tourmalet, met slechts 1489 meter hoogte. In 1913 brak Eugène Christophe zijn voorvork in de afdaling van deze beklimming. In die tijd kreeg je geen reservefiets toegestopt, maar moest je zelf het euvel oplossen. Dan maar te voet, richting Sainte-Marie-de-Campan, waar hij een smid vond. Vandaag de dag zou ook dat niet meer mogelijk zijn. Hij verloor een stevige vier uur, maar werd nog verdienstelijk zevende in de eindklassering in Parijs.
De Col d’Aspin geldt als één van de eenvoudigere beklimmingen in de Pyreneeën. Vanuit Arreau beklim je in twaalf kilometer en een stijgingspercentage van 6.5% naar de top. Vanuit Sainte-Marie-de-Campan is de beklimming meer een loper, waarbij enkel de laatste kilometers vanaf het laatste gehucht er echt toedoen. De omgeving is hier zeer mooi en natuurlijk. Genieten is de boodschap.

3. Col d’Aubisque (1709 m)
“Zeventig meter viel ik diep. M’n hart stond stil, maar m’n Pontiac liep!” Met deze reclameslogan profiteerde horlogemaker en sponsor Pontiac van de onfortuinlijke val. Wim van Est ging ter hoogte van de Cirque du Litor iets te onstuimig te keer. Deze smalle passage tussen de Col d’Aubisque en de Col du Soulor heeft een steile afgrond. Met aan elkaar geknoopte banden werd Wim van Est naar boven getrokken. Een gedenkteken siert vandaag de bocht waar Wim rechtdoor reed.
Via Laruns kan je de Col d’Aubisque zelf beklimmen. Met zo’n 17 kilometer aan 6.6% een zeer mooie en stevige beklimming. De bochten volgen elkaar mooi op. Via de bergdorpen Eaux-Bonnes en Gourette kom je op de top. De oostelijke zijde van de beklimming is onregelmatiger. Vanuit Argelès-Gazost klim je op en neer naar de Col du Soulor. Via een korte afdaling en wat klimwerk kom je dan ook op de Col d’Aubisque.
4. Col du Peyresourde (1569 m)
Deze beklimming was de eerste beklimming in de rit tussen Bagnères-de-Luchon en Bayonne in 1910. De rit die werd gewonnen door Octave Lapize. Deze verwezenlijking was echter nooit mogelijk geweest, mocht deze col een geitenpad zijn gebleven. In de jaren 1870 werden er zeer veel wegen verbreed en deftig uitgebouwd. Onder invloed van de vele thermale baden in de Pyreneeën konden vier paarden met koets de bergpassen nu ook over, waaronder de Tourmalet, de Aspin en de Peyresourde.
De beklimming vanuit het kuuroord Bagnères-de-Luchon is zo’n vijftien kilometer lang. Door de vele dorpjes die je onderweg passeert, heb je veel afwisseling. In de afdaling moet je daardoor ook extra waakzaam zijn, voor afslaande lokale passanten. Naar de top toe verdwijnen de bomen en kom je op een hoogvlakte. Hier kan je nog iets verder klimmen naar het skistation van Peyragudes.
5. Luz Ardiden (1720 m)
Zowel in de Tour de France als in de Vuelta a España werd deze beklimming vanuit Luz-Saint-Sauveur opgenomen in het etappeschema. In 1985 kwam de Tour hier voor het eerst langs. Pedro Delgado wist victorie te kraaien de etappe van Toulouse naar Luz-Ardiden. Dag Otto Lauritzen, Laudelino Cubino, Miguel Indurain, Richard Virenque, Roberto Laiseka, Lance Armstrong en Samuel Sánchez volgden. Laudelino Cubino deed vier jaar nadien dit nog een keertje over in de Vuelta. Ook Laurent Jalabert won in de Ronde van Spanje op Luz-Ardiden.
De beklimming zelf is een prachtige opeenvolging van bochten. Bocht na bocht zie je een beetje hoger. Langs Saint-Sauveur, Sassis, Sazos, Grust suizen jouw wielen naar boven. De 15 km verteer je met een moyenne van 6.9% goed. Het skistation op de top is moment om te pauzeren en om over de vallei uit te kijken. Al kan ik hier niet van meespreken, aangezien ik enkel mist zag. Nog eens terugkeren.
6. Port de Balès (1755 m)
Tussen Mauléon-Barousse en Bagnères-de-Luchon werd eind jaren 1980 een weg geasfalteerd. Door het veelvuldige gebruik van landbouw- en bosbouwverkeer geraakt degradeerde de staat van de weg terug tot onberijdbaar. De Tourorganisatie was in het begin van deze eeuw naarstig op zoek naar nieuwe beklimmingen, aankomsten en uitdagingen in het groeiende Tourcircus. Op aandringen van ASO werd de beklimming opnieuw heraangelegd in goed asfalt, ten behoeve van de wielerkaravaan. Hierdoor kregen we twee zware nieuwe beklimmingen: 18,9 km en 6.3% vanuit Mauléon-Barousse is stevig.
In 2007 werd de etappe ook uitgeroepen tot: ‘L’Étape du Tour‘. Dit massa-evenement voor wielertoeristen wordt jaarlijks georganiseerd en kiest één van de 21 ritten uit de Tour, veelal in de Alpen of de Pyreneeën. Tijdens de Tour van 2010 was deze col ook onderwerp van heel wat commotie. In de afdaling schoot de ketting van geletruidrager Andy Schleck eraf. Alberto Contador maakte van dit oponthoud gebruik, won heel wat tijd op de Luxemburger en wist nadien het geel tot in Parijs om de schouders te houden. Aan de groene tafel kreeg Andy de trui alsnog.


7. Col de Portet d’Aspet (1069 m)
Deze beklimming zal altijd worden herinnerd als de beklimming waar Fabio Casartelli in 1995 het leven liet. In de vijftiende etappe van de Tour de France knalde de 24-jarige Italiaan met zijn hoofd tegen een betonblok. De Olympische kampioen overleefde zijn valpartij niet. De hoofdwonden waren zo ernstig dat hij in een coma raakte en per helikopter werd afgevoerd. Dezelfde dag werd hij in het ziekenhuis van Tarbes doodverklaard.
Het stuk waar het onheil zich voordeed, is intussen lichtjes aangepast. De betonblokken zijn vervangen door een doorlopende muur. Het stijgingspercentage van de forse klim blijft. Renners rijden intussen ook met een helm, wat in de tijd van Fabio Casartelli niet zo alomtegenwoordig was. Vandaag kan je zijn monument bezoeken en hem eren. Dan stel je vast dat het gebeurde in de laatste scherpe bocht van de Col de Portet d’Aspet. De afdaling die het peloton toen deed, neem je best al klimmend: dat vormt een uitdaging.
8. Col de Menté (1349 m)
Vlakbij de Col de Portet d’Aspet ligt de al even stevige Col de Menté. Ook deze beklimming werd beroemd en berucht vanwege een valpartij met gevolgen. In de Tour van 1971 reed Luis Ocaña met een mooie voorsprong in de gele trui. In de eerste echte Pyreneeënrit was de Spanjaard aangewezen op achtervolgen. De nodige risico’s volgden. Eddy Merckx was weggereden en in de afdaling gleed Eddy Merckx onderuit. Door stormweer viel Luis Ocaña ook en werd hij achtereenvolgens ook aangereden door Zoetemelk. Ocaña moest worden afgevoerd en Merckx weigerde de gele trui aan te trekken uit respect voor Ocaña.
De beklimming vanuit Saint-Béat is zeer stevig. Opnieuw: de afdaling die de renners in 1971 namen, is de stevigste zijde van deze Pyreneeëncol. De westzijde gaat met een gemiddelde van 9.1% en 9.3 kilometer lang de hoogte in. Daarmee is het voor de Pyreneeën en voor Frankrijk een uitzonderlijk steile en lange beklimming. In het dal van Val d’Aran rijd je in zuidelijke richting naar Spanje.
9. Plateau de Beille (1790 m)
Je kan deze beklimming een beetje vergelijken met l’Alpe d’Huez in de Alpen. Alleen heeft deze aankomst bergop haar staat van dienst nog niet. L’Alpe d’Huez en de Mont Ventoux valt niet meer bij te benen door welke andere beklimming dan ook. Nochtans is de winnaar boven veelal de winnaar in Parijs, tenzij nadien anders bepaald wordt. Marco Pantani in 1998, Lance Armstrong in 2002 en 2004 en Alberto Contador in 2007 wonnen op de Plateau de Beille en stonden nadien in Parijs te blinken als eindwinnaar. Enkel Jelle Vanendert en Joaquim Rodriguez wonnen zonder eindzege. Maar dat is, gezien de geschiedenis, hoogstwaarschijnlijk een goed teken.
De beklimming zelf start uit het hete dal van de Ariège. Tussen Tarascon-sur-Ariège en Ax-les-Thermes vind je halverwege les Cabannes. Hier start de klim. Onderweg heb je de afslag richting ‘Pech’: een lokaal gehucht. Hopelijk ondervind je dat niet tijdens deze forse beklimming. Zo’n 16 km met 7.9% gemiddeld is steviger dan de tegenhanger in de Alpen: l’Alpe d’Huez. Boven is er weinig bekijks, behalve een wat kleiner skistation en een grote parkeerplaats.

10. Port d’Envalira (2408 m)
Wie dacht dat dit lijstje uitsluitend Frans zou blijven? Een sporadisch uitstapje in Spanje of Andorra brengt de Franse buurlanden altijd extra in de aandacht. Deze beklimming mocht niet ontbreken in dit lijstje. Het is misschien niet de meest legendarische of beroemde beklimming, maar wel de hoogste col in de gehele Pyreneeën. Met een hoogte van 2408 meter boven zeeniveau en een beklimming van zo’n 35 kilometer aan 4.8%, is het zowat de langste beklimming en hoogste beklimming die je hier kan vinden.
In de Tour de France worden bezoekjes aan de ministaat niet geschuwd. Negen keer werd de beklimming aangedaan in de Ronde van Frankrijk. Ook twee Vuelta’s passeerden over de Port d’Envalira. Waar je boven vooral koopjesjagers en tankstations vindt. In 1964 kwam de Spanjaard Julio Jiménez hier als eerste boven. Ook Federico Bahamontes kwam de dag nadien als eerste boven, maar dan vanuit de tegenovergestelde richting. Deze namen geven aan dat je moet kunnen klimmen.
Wil je meer lezen over fietsen, klimmen en motivatie? Like Fietspiratie op Facebook, volg me via Instagram of abonneer je gratis op mijn YouTubekanaal.
Deze kaart verduidelijkt de ligging van de tien legendarische beklimmingen:
13 Comments